-
1 freigeben
freigeben1 vrij-, loslaten ⇒ in vrijheid stellen3 vrijgeven, vrijaf geven♦voorbeelden:Sperrguthaben freigeben • geblokkeerde tegoeden deblokkerenjemandem den Weg freigeben • voor iemand de weg vrijmakendie Straße für den Verkehr freigeben • de straat voor het verkeer openstellen -
2 den Ball freigeben
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Нидерландский
- Французский